Jeremiah 44

Jeremia ging terug naar Gedalja in Mispa en bleef bij de mensen die in het land waren achtergebleven.

1Toen de leiders van het verzet hoorden dat de koning van Babel Gedalja tot gouverneur over de armen van het land had benoemd en dat hij niet iedereen had verbannen, 2zochten zij Gedalja op in zijn hoofdkwartier in Mispa. Dit zijn de namen van de leiders die daar kwamen: Jismaël, de zoon van Netanja; Jochanan en Jonatan, de zonen van Kareach; Seraja, de zoon van Tanchumet; de zonen van Efai, de Netofatiet, en Jezanja, de zoon van de Maächatiet. Zij hadden hun soldaten bij zich. 3Gedalja trachtte hen ervan te overtuigen dat het niet gevaarlijk was zich aan de Babyloniërs over te geven. ‘Blijf hier en dien de koning van Babel,’ zei hij, ‘en het zal u goed gaan. 4Wat mijzelf betreft, ik zal in Mispa blijven als uw vertegenwoordiger bij de Babyloniërs, als zij hier komen om mijn beleid te controleren. Vestig u ergens in een stad en leef van de opbrengsten van het land. Oogst de druiven, het zomerfruit en de olijven en sla die op.’

5Toen de Judeeërs in Moab, Ammon en Edom en de andere naburige landen hoorden dat een kleine groep mensen in Juda was achtergebleven en dat de koning van Babel hen niet allemaal had weggevoerd en dat Gedalja tot gouverneur was benoemd, 6kwamen zij terug naar Juda. Zij gingen eerst naar Mispa om met Gedalja over hun plannen te praten en trokken daarna verder naar de verlaten boerderijen, waar zij grote oogsten wijndruiven en zomerfruit binnenhaalden.

7
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 40:14.
8
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 40:13-14.
Maar korte tijd later kwamen Jochanan, de zoon van Kareach, en de andere verzetsmensen naar Mispa om Gedalja te vertellen dat koning Baälis van Ammon, Jismaël, de zoon van Netanja, had gestuurd om hem te vermoorden. Maar Gedalja wilde hen niet geloven.
9Toen sprak Jochanan onder vier ogen met Gedalja en bood aan Jismaël in het geheim te doden. ‘Waarom zouden wij hem hier laten komen en het risico nemen dat hij u vermoordt?’ vroeg Jochanan. ‘Wat zal er dan gebeuren met de Judeeërs die zijn teruggekomen? Waarom zou dit restant uiteengejaagd moeten worden? Dat zou hun ondergang betekenen.’ 10Maar Gedalja zei: ‘Ik verbied u zoiets te doen, want wat u over Jismaël vertelt, is niet waar.’ 11

De dood van Gedalja

12Maar in de zevende maand kwam Jismaël naar Mispa. Hij was de zoon van Netanja en kleinzoon van Elisama, lid van de koninklijke familie en een van de hoogste functionarissen van de koning. Hij had tien mannen bij zich. 13Tijdens de maaltijd sprongen Jismaël en zijn tien mannen plotseling op, trokken hun zwaarden en vermoordden Gedalja. 14Daarna gingen zij naar buiten en richtten een slachting aan onder de andere Judeeërs en de Babylonische soldaten die daar waren.

15De volgende dag, nog voordat iemand buiten Mispa wist wat daar was gebeurd, 16kwamen tachtig mannen uit Sichem, Silo en Samaria in Jeruzalem aan. Zij kwamen om de Here in zijn tempel te aanbidden. Zij hadden hun baard afgeschoren, hun kleren gescheurd en zichzelf gesneden en hadden offers en reukwerk bij zich. 17Jismaël ging hen vanuit Mispa tegemoet en huilde. Toen hij vlakbij was, zei hij: ‘Kom toch mee en kijk wat er met Gedalja is gebeurd!’ 18Toen de mannen echter in de stad aankwamen, doodden Jismaël en zijn mannen zeventig van hen en gooiden de lijken in een put. 19De tien overige mannen wisten hun leven te redden door Jismaël te beloven dat hij hun rijke voorraden tarwe, gerst, olie en honing, die zij ergens in het open veld hadden verstopt, zou krijgen. 20De put waarin Jismaël de lijken van de vermoorde mannen gooide, was de grote put die koning Asa gemaakt had toen hij Mispa versterkte om zich te beschermen tegen koning Basa van Israël. 21Jismaël nam de dochters van de koning gevangen, evenals al de mensen die Nebuzaradan onder de hoede van Gedalja in Mispa had achtergelaten. Korte tijd later vertrok hij met hen allen naar het land van de Ammonieten.

22Maar toen Jochanan, de zoon van Kareach, en de andere verzetsmensen hoorden wat Jismaël had gedaan, 23gingen zij hem met al hun manschappen achterna om tegen hem te vechten. De twee groepen ontmoetten elkaar bij het meer van Gibeon. 24
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 41:14.
25
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 41:13-14.
Toen de gevangenen van Jismaël Jochanan en zijn mannen zagen aankomen, schreeuwden zij van vreugde en sloten zich direct bij hen aan.
26Jismaël ontsnapte ondertussen met acht van zijn mannen naar het land van de Ammonieten.

27
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Jer. 41:17.
28
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Jer. 41:16-17.
Daarop gingen Jochanan en zijn mannen naar het dorp Gerut-Kimham, dicht bij Bethlehem. Zij namen alle bevrijde mensen met zich mee, soldaten, vrouwen, kinderen en regeringsfunctionarissen. Ze gingen met hen naar Egypte,
29want zij waren bang voor wat de Babyloniërs zouden doen als die hoorden dat Jismaël gouverneur Gedalja had vermoord. Deze was tenslotte persoonlijk benoemd door de koning van Babel. 30
Copyright information for NldHTB